Dans is verbeelde muziek - een interview met Fulco Ottervanger
Lees hier het interview.
In 2014 heb je voor de eerste keer samengewerkt met Platform-K. Was dat jouw eerste professionele ontmoeting met mensen met een beperking?
"Klopt. Een paar jaar terug heb ik met Platform-K samengewerkt in het kader van mijn lerarenopleiding. Ik gaf toen workshops in de vorm van eenmalige improvisaties waarbij we toewerkten naar een toonmoment."
Waarom ben je als muzikant graag betrokken bij dansproducties?
"Ik vind het heel dankbaar om met dansers te werken. Kijken naar dansende lichamen geeft me veel input. Ik zie dans als verbeelde muziek. Ik denk heel beeldend. In lijnen, in stuwingen, in stromingen. Duwen – trekken. Dik – dun. Een soort textuur. Bij dans zie je dat letterlijk voor je, en dan ook nog eens bewegend. Muziek is iets wat voorbijgaand en bewegend is. Dans is dat ook."
Hoe ben je voor Common Ground aan de slag gegaan? Zet je de dans die je ziet om in muziek of zetten de dansers muziek om in dans?
"Soms volgen zij mij en soms ik hen. We zijn de hele tijd in dialoog. Mild of rustig. Grof of fijn. Soms dansen zij bijvoorbeeld met een woeste energie, waarop ik dan antwoord met een heel gecontroleerde energie. Of vice versa. Er komt veel improvisatie voor in de voorstelling. Daarbij spelen die contrasten een grote rol. Veel mensen zeggen dat ik ook een beetje een danser ben, door de energie waarmee ik speel. Dat zit in mijn persoonlijkheid."
Is het anders om samen te werken met dansers met een beperking?
"Eigenlijk niet, nee. In zekere zin is het zelfs een positievere ervaring, omdat Kobe en Hannah ongeremder zijn, spontaner ook. Ook de communicatie binnen de groep is heel waardevol. Hoe meer je met Kobe en Hannah omgaat, hoe meer je merkt dat het gewoon mensen zijn. Heel bijzondere, mooie mensen vooral. Het kan een troef zijn om de beperking in de verf te zetten als je een voorstelling maakt, maar dat doen we hier bewust niet. In het begin was het natuurlijk wel wennen. Dat vertelde Benjamin ook. Ik vond het wel moedig dat hij dat durfde toegeven. Het is moeilijk om niet te oordelen, het is een duiveltje in onszelf."
Welke inspiratie heb je voor de muziek gebruikt?
"Ik had vooraf wel wat ideetjes. Daar zat vanalles bij: abstracte muziek van Alexander Von Schlippenbach, een Duitse jazzpianist die werkt met puur akoestische piano, experimentele collages van Anton Bruhin, housemuziek, postpunk, Afrkaanse samples uit Burkina Faso, met djembés. You name it.
Tijdens het proces heb ik veel weggegooid, de muziek is enorm geëvolueerd. Nu gebruiken we vooral akoestische piano. Benjamin houdt van die directheid. Mijn pianospel heeft iets weg van de klassieke muziek die aan het begin van de 20ste eeuw werd gemaakt. Andere geluiden zijn eerder functioneel. Ze proberen, contradictorisch genoeg, een soort stilte of stilstand aan te duiden. Af en toe neem ik met mijn microfoon ook zaken op of gebruik ik Indonesische belletjes van mijn vader uit de jaren ’60. Net zoals de dans is de muziek vooral gebaseerd op improvisatie, maar binnen strakke krijtlijnen. De vrijheid zit in de beperking."
Je bent dit jaar genomineerd voor de MIA’s. Dat is een hele eer...
"Het is inderdaad fijn dat ik erkenning krijg voor de muziek die ik maak, ook al is die vaak obscuur. Ik maak bijna altijd muziek samen met andere muzikanten, meestal met vrienden, zoals bij de Beren Gieren. Het is door die samenwerking en de daadkracht van anderen dat ik nu sta waar ik sta. De nominatie voor de MIA's zie ik als een erkenning voor de experimentele muziekscène, voor een vriendengroep, maar ook voor de luisteraars die ons steunen. Je hoopt dat zo'n nominatie mensen warm kan maken voor meer zoekende, avontuurlijke muziek. Niet dat ik tegen popmuziek ben, of dat ik vind dat experimentele muziek per definitie meer inhoud heeft. Popmuziek is vaak helemaal niet eenvoudig. Het is best complex om de tekst, klank en textuur te laten kloppen. Denk maar aan Leonard Cohen, zijn nummers poppy maar tegelijk zo diep."
Maar jij kiest wel bewust voor 'kunstmuziek'...
"Ja en nee. Ik zoek naar eenvoud. Of naar zeggingskracht. De laatste plaat van De Beren Gieren is één grote poging om tot de essentie te komen. Als je jong bent, wil je misschien experimenteren en 'rare' muziek maken, maar hoe ouder je wordt, hoe belangrijker het is om mensen met je muziek te raken. Je wil een boodschap overbrengen die niet talig is, maar eerder abstract of gevoelsmatig. Als je bijvoorbeeld naar John Cage luistert, leer je plots luisteren naar het geluid van de tram en de gelaagdheid daarvan: een onderzoom, het geluid van de rails, mensen die uitstappen.
Net zoals poëzie lezen je taalgevoel verfijnt, is muziek een taal die emoties naar boven kan halen, of die je bepaalde gevoelens kan leren herkennen. Dat is een groot verschil tussen commerciële muziek, waarmee men vooral geld wil verdienen, en muziek die meer aandacht heeft voor de complexiteit van het menselijke leven. Er bestaan duizenden liedjes over liefde en het verlangen naar een kus. Dat is natuurlijk ook menselijk, maar zelf ga ik liever op zoek naar muziek die meerdere facetten van onze menselijkheid blootlegt.
Tegenwoordig is popmuziek bijna integraal gebaseerd op beats. Het lijkt wel een soort mars, waarbij we allemaal in dezelfde lijn bewegen. Alles wat ik op de radio hoor, is heel erg 'gecompresseerd'. Stemmen worden toegeknepen of electronisch vervormd. Het is letterlijk 'platte' muziek, zonder veel dimensie, die je vooral zo luid mogelijk moet afspelen, alsof het de luisteraars collectief in verdoving wil brengen. Waar is de menselijkheid nog? De passie, het verdriet, het verlangen naar iets hoger? Daarom houd ik zo van experimentele muziek die ruimte maakt voor stilte en adem. Alles wat ik hier zeg, zegt natuurlijk vooral veel over mij (lacht)."
Je bent ook stadscomponist van Gent. Hoe vul je die rol in?
"Stadscomponist zijn is in de eerste plaats een titel, maar dan wel van een leuke stad (lacht). Elk uur hoor je mijn hymne op het Beiaard van het Belfort. En ik heb ook een hymne voor Gentse Feesten gecomponeerd, samen met de Propere Fanfare. Binnenkort probeer ik alle fanfares van Gent bijeen te brengen om de Europese hymne van Beethoven te spelen. Verder heb ik ook de muziek van het stadslogo bewerkt. In Gent word ik omring door gelijkgezinde mensen, daarom woon ik er zo graag."
Interview door Annelies Poppe
Lees ook onze interviews met Kobe, Hannah, Benjamin en Fulco.